Botswana: Donder in de delta

Tekst en foto’s: Sebastiaan Bedaux

De hemel boven de Okavangodelta flitst als een stroboscoop, brult oorverdovend luid en laat een genadeloze stortbui los op ons kamp. Dagelijkse kost in Botswana, of toch tenminste in het regenseizoen. Maar even later breekt de zon weer door het wolkendek en onthult de onmetelijke pracht van dit natuurgebied.

“Een leeuw of een olifant? Doe mij dan maar de leeuw. En als ik zou moeten kiezen tussen een confrontatie met een leeuw en een aanvaring met een luipaard, dan zou ik opnieuw de leeuw verkiezen.” Het antwoord van Moss, mijn goedlachse en zeer ervaren gids op Chief’s Island, verrast me enigszins. Ik denk even na over mijn eigen vraag. Over welk lid van de Big Five ik liever niet zou tegenkomen, mocht ik om de een of andere reden alleen (en te voet) door de Okavangodelta buffelen. Ik zou het geen uur overleven. “Een buffel is erg gevaarlijk, maar als je op grond gaat liggen en hij je niet meer ziet, raakt hij in de war. Bij leeuwen is het belangrijk om je groot te maken en niet weg te rennen, bij olifanten kun je beter achter een boom schuilen. Neushoorns zijn ook dodelijk, maar zo veel neushoorns zijn er niet en je ziet zo’n gevaarte al van ver aankomen. Maar luipaarden, die zijn sluw. Ze houden zich schuil in bomen en struiken en voor je het weet, heeft zo’n beest je bij je nekvel. Effectieve moordenaars zijn het. Prachtig, maar levensgevaarlijk.” Alsof ze doorheeft dat we over haar roddelen, kijkt het luipaardwijfje recht in mijn ogen. En recht in mijn lens. Ze is oogverblindend mooi, maar dus ook razend gevaarlijk. Moss en ik zitten gelukkig veilig in zijn Toyota Land Cruiser, op een drietal meter van het dier. Aanvallen zal ze niet doen, maar ze houdt ons wel nauwlettend in de gaten. Dan rolt ze op haar rug als een luie lapjeskat, staat weer recht, sluipt een stukje onze richting uit en kijkt me weer hypnotiserend aan met die diepgroene ogen. Ze wil spelen, bedenk ik. Al zou dat spel het einde van mijn leven betekenen.

Exclusief karakter

Een confrontatie met wilde dieren, dodelijke en minder dodelijke (ongevaarlijke dieren bestaan volgens Moss niet in het wild), is exact de reden waarom Botswana elk jaar anderhalf tot twee miljoen bezoekers over de vloer krijgt. Dat cijfer is spreekwoordelijke peanuts in vergelijking met de toeristenstroom in buurland Zuid-Afrika. Zelfs België trekt jaarlijks een veelvoud aan. Maar voor Botswana, één van de rijkste landen in Afrika, is het wel goed zo. Het land van de Okavangodelta en de Kalahariwoestijn beschermt zijn uiterst fraaie en frêle grondgebied tegen massatoerisme en is trots op zijn exclusieve karakter. “Onze overheid houdt zich al decennialang bezig met de bescherming van onze natuurlijke rijkdommen. Zo staat er een limiet op het aantal toeristen in de Okavangodelta. Enkele jaren geleden werden jachtsafari’s in de ban gedaan. Er kan hier dus niet geschoten worden op oude leeuwen of olifanten. Ook stroperij is haast onbestaande, dankzij de uitstekende bescherming van een aantal overheidsdiensten. De dieren voelen zich hier met andere woorden op hun gemak en als toerist merk je dat. Wij kunnen hier bijzonder dicht bij al dat ‘wildlife’ komen. Dat lukt niet zomaar in andere safaribestemmingen.”

Safari-jackpot

We spoelen even terug naar dag 1 in de delta. Naar het moment waarop onze ‘caravan’ – de bijnaam van een populair propellervliegtuigje – landt in Vumbura, in het noordwesten van de Okavango Delta. Naast de landingsbaan vlucht een groep impala’s weg. Madala Kay, mijn gids in dit eerste kamp, leidt me door gigantische waterpartijen richting Little Vumbura, waar ik mijn twee eerste nachten in de delta mag doorbrengen. Maar nog voordat we aan de boot zijn – Little Vumbura ligt namelijk op een piepklein eiland en is enkel bereikbaar via het water – kan ik twee van de Big Five afvinken: een olifant en een leeuw. Of preciezer: een leeuwenfamilie met welpjes die nog geen drie weken oud zijn. Ze spelen zo dicht bij mijn wagen dat ik ze bijna kan aaien. Safari-jackpot! “In dit regenseizoen, dat nog tot april loopt, worden heel veel dieren geboren. Dat is één van de charmes van deze tijd van het jaar”, legt Kay uit. Mijn twee medepassagiers – een oude Duitse man en zijn iets jongere vrouw die voor de gelegenheid een truitje in luipaardprint heeft aangetrokken – hijgen opgewonden. Ook ik kan mijn ogen niet geloven. De welpjes zijn hartbrekend schattig. “Een andere charme is de pracht van de natuur. Alles is nu groen en weelderig, al maakt dat het spotten van de dieren er niet makkelijker op.”

Lees verder onder de foto’s.

Grootste oase van Afrika

Het regenseizoen brengt natuurlijk niet enkel voordelen met zich mee. Het regent namelijk, veel en vaak, en soms bijzonder heftig. Vooral na de lunch pakken de donderwolken samen en creëren een schouwspel dat zowel angst inboezemt als respect voor de natuur afdwingt. “Die donkere wolken leveren gelukkig wel mooie landschapsfoto’s op. In de winter, jullie zomer dus, is de lucht hier altijd helderblauw. Maandenlang is er dan geen wolk te vinden.” Tussen regenseizoen en droogseizoen ligt in Botswana nog een derde seizoen: dat van de overstromingen. Het zijn de onophoudelijke regens in de hoogvlaktes van Angola die de Okavangorivier bevoorraden en geleidelijk naar Botswana afzakken. De rivier zoekt de Indische Oceaan – en ooit vond het die – maar sterft uiteindelijk in het droge zand van de Kalahari. Voordat het water daar verdampt, creëert het de grootste oase van Afrika en de grootste binnenlandse delta ter wereld. Elk jaar zet de Okavango 15.000 vierkante kilometer halfwoestijn (ter vergelijking: België heeft een oppervlakte van 30.000 vierkante kilometer) onder water. Maar zover is het nu nog net niet. “Als je denkt dat dit al veel water is, kom dan maar terug in mei. De metamorfose die de delta ondergaat, is haast niet te bevatten.”

Door merg en been

Na een paar fantastische dagen in Little Vumbura pikt een vliegtuigje van Wilderness Safaris, de belangrijkste lokale speler op de safarimarkt en een uitstekend voorbeeld van duurzaam toerisme, me op aan de landingsbaan. Bestemming twee: DumaTau. Vertaling: de Brul van de Leeuw. Maar hier op de grens met Namibië (en dus technisch gezien net buiten de delta) is er meer dat brult. De hemel bijvoorbeeld. Een akelige storm raast over onze luxueuze lodge en doet de fauna twee uur lang verstillen. Geen tjilpende vogels, luide krekels, brommende nijlpaarden, schreeuwende bavianen of vluchtende koedoes meer. “De meeste dieren schuilen tijdens zo’n storm, al betekent dat voor sommige het einde van hun leven. Dit hier is een mooi voorbeeld.” Mijn gids AB – een afkorting, al weet ik niet meer voor wat precies – wijst naar een luipaardmannetje dat aan de restanten van een rietbok likt. Dat het nog rauwer, harder en indrukwekkender kan, bewijst de ‘circle of life’ even later. We volgen een meute wilde honden die vlak voor onze neus een koedoejong te grazen neemt. Het tafereel – en het geschreeuw – dat daarop volgt, gaat door merg en been. “Dit zien wij niet elke dag. Wilde honden zijn met uitsterven bedreigd, wereldwijd zijn er maar een stuk of vijfduizend. De meeste leven in Botswana, maar toch kom je ze ook hier niet elke dag tegen. En al zeker niet tijdens een ‘kill’.”

Terug aangekomen in het kamp, feeëriek gelegen aan de Linyanti-rivier, hoor ik plots het getrompetter van een horde olifanten. Ik smeek AB om in de boot te springen en me naar de bron van al dat lawaai te brengen. Hij ontwijkt een koppel nijlpaarden en een groepje krokodillen en brengt de boot tot stilstand in het midden van de rivier. Alsof het speciaal voor mij in scène gezet is, zwemt een vijftigtal olifanten van de ene oever naar de andere, hun slurven hoog boven het wateroppervlak. Ik kan mijn ogen niet geloven. Met mijn gsm in de ene en mijn camera in de andere hand probeer ik het schouwspel – vermoedelijk een once-in-a-lifetime gebeurtenis voor mij – zo adequaat mogelijk vast te leggen. Geen sinecure met al die tranen in mijn ogen.

De zoektocht naar de eenhoorn

De laatste halte van mijn tot dan toe al onvergetelijke reis is Mombo, het recent gerenoveerde paradepaardje (en flagshiplodge) van Wilderness Safaris. Het ‘tentenkamp’ ligt op Chief’s Island, dat volgens kenners de beste safarimogelijkheden ter wereld herbergt. Dit kamp is de beste en meest duurzame safarilodge ter wereld. Mijn entree is alvast niet van de poes: omdat de airstrip nog niet klaar is, mag ik met de helikopter naar mijn bestemming. Daar land ik tussen de olifanten, buffels, giraffen en antilopen. Tien minuten later sta ik in mijn ‘tent’, een prachtig exemplaar van zo’n 50 vierkante meter met terras en privézwembad dat af en toe gebruikt wordt door olifanten om hun dorst te lessen. Ik maak een grapje tegen de manager, over een eenhoorn die ik nog wil afvinken van mijn lijstje. Maar zo ver van de waarheid ligt mijn grap niet eens. Wilderness Safaris heeft een paar jaar geleden eigenhandig voor de herintroductie van de witte en zwarte neushoorn in Botswana gezorgd. Nu lopen er volgens voorzichtige schattingen zo’n 150 rond op Chief’s Island. Waarvan ik er uiteindelijk, op mijn laatste dag in Botswana, eentje te zien krijg. Vijf seconden lang kijkt ze recht in mijn camera, waarna ze het hazenpad kiest en ik haar nooit meer terugzie. Vaarwel, neushoorn. Het ga je goed.

 

Zelf gaan?

Wij vlogen met Qatar Airways (qatarairways.com) dat als één van de weinige vliegtuigmaatschappijen de bagage rechtstreeks doorstuurt naar Maun, waardoor je als reiziger geen kostbare tijd verliest bij douane, security en bagageafhandeling in de luchthaven van Johannesburg. 

Hoogseizoen in de Okavangodelta loopt van juni tot september, wanneer het weer droog is, maar het landschap onder water staat. Ook het regenseizoen (december tot maart/april) heeft zonder twijfel zijn charmes. Belgische reizigers hebben overigens geen visum nodig om Botswana te betreden.