Inge Devroey, de enige Belgische danseres van de Moulin Rouge.

Tekst: Rudolf Hecke
Foto’s: Jan Weynants

De Moulin Rouge windt er geen doekjes om, op de gevel staat in het groot ‘Machine’, verwijzend naar de bijhorende concertzaal, maar in feite onthullend om wat het hier gaat. Het instituut dat zijn oorsprong kent in de Belle Époque, de periode van hoop, frivoliteit, opbloeiende cultuur en industriële revolutie, waar de 19de en 20ste eeuw elkaar aflossen, is vandaag een perfect geoliede machine. Aan de ene kant slokt het busladingen nieuwsgierige toeschouwers (600.000 per jaar) op, aan de andere kant worden ze euforisch en voldaan weer in de aderen van de nachtelijke lichtstad gepompt. De machine die niet stopt: haast, efficiëntie en perfectie zijn haar raderen en tandwielen. Je vindt ze op elk moment, in elke handeling terug, van de kordate kleerkasten in maatpak aan de ingang tot hun collega’s aan de uitgang. En natuurlijk de artiesten, atleten, droomwevers en hun technische secondanten in de buik van de tempel, in tegenstelling tot wat het vooroordeel propageert, niet van ontucht maar van Tucht, met een hoofdletter!

Tegenstelling, een woord dat de Moulin Rouge typeert. Om te beginnen de ligging. Geklemd tussen de legendarische Cité Véron waar midden de jaren 1950 cultuurgenieën Jacques Prévert en Boris Vian kamerburen waren en Serge Gainsbourg een welkome gast, en de lappendeken aan lapdance-établissementen en stripclubs die de Boulevard de Clichy een beduimelde reputatie bezorgen. Daar trekt het monument waar benen tot ongekende hoogte de lucht ingegooid worden als symbool voor de morele rekbaarheid, het waaien van de geest die onverstoorbaar wind in de wieken van de malende molen blaast, de wacht op. En ook de show die er opgevoerd wordt, is een amalgaam van antitheses. Je kan er niet omheen, een groot deel van de toeschouwers komt er blote borsten kijken, maar wordt in een unieke wereld gezogen waar Toulouse-Lautrec, Disney, Cirque du Soleil en een eerbetoon aan de pracht en gratie van het menselijk (jonge) lichaam raken aan opzij, opzij, opzij, maak haast, maak haast… Je ontsnapt niet aan de heerlijke droomwereld, maar achter elke uitroep van verbazing om zoveel moois en kundigs, huist het getik van de wekker. En aflopen zal hij, geen kwestie van nog even te blijven liggen. De volgende lading droomgangers staat reeds te trappelen. En de blote borsten? Die maken terdege deel uit van het feeërieke schouwspel, als ode aan de vreugde en schoonheid, maar vulgariteit wordt zelfs de waan van aanwezigheid ontnomen.

Mijn fotograaf Jan en ikzelf zijn onder de indruk; van het spektakel, professioneel, detaillistisch verzorgd, maar ook van de ijzeren, haast militaire tucht die er backstage heerst. Vriendelijk waar mogelijk, maar vooral nagels met koppen. De dril werpt vruchten af, al proeven die niet altijd zoet. Maar laat ons eerlijk zijn, hoe anders hou je een productie met 60 Doriss Girls en 20 Doriss Dancers gerekruteerd van over heel de wereld, die 10 keer per voorstelling (twee voorstellingen per avond, zes dagen op zeven) in en uit een totaal van 1000 overstelpende handgemaakte kleren al dan niet met harnas dienen geholpen te worden door een klein leger aan kleedsters (M/V/X), en drie tweemeterlange boa-constrictors, onder controle? Tucht en mensen die tucht kunnen afdwingen. Sterke mannen en vrouwen. Fanny Rabasse, de persverantwoordelijke is zo’n vrouw, ze kent iedereen bij voornaam en weet met korte, duidelijke zinnen het verkeer backstage te regelen. Op haar uitnodiging mogen wij de enige Belgische Doriss Girl ontmoeten in haar werk, noem het gerust leefomgeving: de Leuvense Inge Devroey.

Inge: ‘Ik ben professionele danseres bij Moulin Rouge, een droom die op 15 juli 2014 uitkwam. Mijn mama stuurde mij van kinds af naar de dansles. Zij heeft zelf ook gedanst. Mijn grootouders baatten een stijldansschool uit. Het zit dus in de genen. Op mijn twaalfde zag ik op tv een documentaire over de Moulin Rouge en was meteen verkocht. Wat een zaligheid om gehuld in die kostuums en pluimen te mogen dansen op een podium en daar je brood mee te verdienen! Maar tegelijk dacht ik ‘dit zal niet voor mij weggelegd zijn’, dat is te hoog gegrepen Inge. Toch bleef ik trouw aan de roep van mijn passie. Na mijn humaniora ben ik verhuisd naar Tilburg waar ik in de Fontys dansacademie een professionele opleiding heb genoten. Vervolgens heb ik korte tijd dansles gegeven en verschillende tv-opdrachten gedaan in België en Nederland. Maar ik kon mijn droom niet afschudden en nadat ik een show in de Moulin Rouge had bijgewoond, hakte ik de knoop door en schreef me in voor een auditie. Drie maanden later werd wat onmogelijk leek werkelijkheid, ik was aangenomen! Ik heb meteen alles laten vallen, de unieke kans gegrepen en ben naar Parijs verhuisd.’

Wat moet ik me voorstellen bij zo’n auditie?

Inge: ‘Je moet sowieso aan een aantal basisvereisten voldoen. De minimumleeftijd is achttien. Ze zoeken grote meisjes, minimum 1,75m. Aangezien ik de enige Belgische danseres ben, ga ik ervan uit dat er in mijn thuisland weinig meisjes zijn van die grootte [lacht]. Jongens dienen minstens 1,85m te zijn. Huidskleur speelt geen rol, de grote meerderheid is blank, maar we hebben momenteel ook een Aziatisch meisje, een donker gekleurd en twee zwarte dansers. Allen dienen te beschikken over een goede danstechniek, een klassieke -of jazzdansopleiding is noodzakelijk, we moeten acrobatisch en lenig zijn en… de radslag kunnen.’

Radslag?

Inge: ‘Tja om de French Can Can te dansen is dat onontbeerlijk. Verder wordt er ook naar présence gekeken, laat me zeggen dat de audities niet plaatsvinden in een trainingsoutfit [lacht]. Er lichamelijk naar hun normen uitzien is een vereiste, harmonieus gebouwd, slank en elegant en voor mannen fijnzinnig gespierd. Je mag natuurlijk ook geen podiumvrees hebben en positief, wervend en verzorgd overkomen. Tatoeages en piercings zijn uit den boze. Daar wordt ook gedurende je loopbaan op toegekeken en bijgestuurd indien nodig. Zo mag je nooit meer dan twee kg afwijken van het gewicht bij aanname. Tricky wanneer je terugkomt van vakantie. Het heeft niet zozeer te maken met je uiterlijk, maar wel dat de kostuums op maat zijn gemaakt en ze best als gegoten blijven zitten. En het uniforme beeld van de dansers op het podium mag niet doorbroken worden. Mannen worden soms al eens naar de fitness verwezen. Maar het gebeurt allemaal op een bekommerde en menselijke manier.


En dan moet er gedanst worden?

Inge: ‘Je wordt meteen enkele choreografieën aangeleerd waarbij je techniek tot uiting komt, hoge kicks, pirouettes, split. De cancan is steeds een onderdeel. Als je die onder de knie hebt, kan je beslissen om een level op te schuiven naar de Topless Line, wat weer nieuwe choreo’s inhoudt en… topless. Daarboven zijn er nog twee solodansers en de drie hoofddanseressen die ook zingen. Zij worden de meneuses de revue genoemd. Dat is de top, dan treed je in de voetsporen van Joséphine Baker, Mistinguett en Zizi Jeanmaire. Ik heb alle fases doorlopen en ken zelfs één van de drie hoofdrollen. In principe kan ik dus inspringen op het hoogste niveau. Dat is niet ondenkbaar, want mocht er een meisje tijdens de voorstelling een blessure oplopen, dan dient er ter plekke geswitcht te worden. Flexibiliteit en multi-inzetbaarheid is essentieel om de continuïteit van de shows te garanderen.’


Hoe is de sfeer onder de dansers?

Inge: ‘In het begin was ik onder de indruk van die getalenteerde collega’s, ik keek naar hen op. Na een tijd ontdek je dat het ook maar mensen zijn zoals ik met sterke punten en gebreken. Opkijken naar is vervangen door onderling respect. Er zijn heel wat kleedkamers, elk van hen wordt gedeeld door een viertal dansers. Je kleedkamergenoten ken je natuurlijk het best, zij zijn vriendinnen geworden. Maar ook tussen de andere danseressen en dansers zitten er verschillende met wie ik een nauwe band heb. Je moet weten dat wij eigenlijk op elkaar zijn aangewezen, we werken samen tot laat, zijn dan moe en willen gaan slapen, dat doen we tot de middag. Daarna eten, fitness, yoga, kiné, osteopaat, masseur, ons lichaam laten recupereren. Dus ons sociaal leven beperkt zich in feite tot de backstage van onze werkplek. Als we toch eens uitgaan dan is het laat en zijn de meeste mensen al dronken. Trouwens het nachtleven wordt voornamelijk bevolkt door toeristen en daar kan je toch geen band mee opbouwen. Inderdaad, er vormen zich soms koppels onder de dansers en dat vormt geen probleem, het gebeurt al eens dat zo’n koppel trouwt ook, da’s toch mooi?


Als je als danseres in de Moulin Rouge werkt, hangt er een aura om je heen. Wat zijn daar de gevolgen van?

Inge: ‘Niemand van de dansers heeft een stagenaam, dat helpt mee om de onbereikbaarheid, de mystiek in stand te houden. We vormen een geheel met vele gezichten die inwisselbaar zijn, de Doriss Girls en Dancers. Laat het publiek maar raden wie we zijn, wat er in en achter de outfits zit. Het heeft ook met veiligheid te maken. Mochten we na de shows onafgeschminkt het gebouw verlaten, zouden we snel herkend en lastiggevallen worden. Parijs is een prachtige stad bij nacht, maar zoals in elke grootstad liggen er ook gevaren op de loer. Weet dat er meisjes en jongens zijn van achttien die uit een ander continent komen en hier op zichzelf zijn aangewezen. Onze bazin voelt zich daar verantwoordelijk voor, ons mag absoluut niets overkomen. Daarom krijgen we van de directie ook een taxirit naar onze verblijfplaats aangeboden. Als ik uitga, lieg ik ook over mijn beroep als er om gevraagd wordt. Ik ben al eens verkoopster van stofzuigers of werk bij een warme bakker, ik kan heel geloofwaardig liegen hoor. [lacht] Ach, je weet gewoon als je de waarheid zegt welke vragen er gaan komen en je hebt echt geen zin om in je schaarse vrije tijd daar antwoorden op te geven.’


Heeft het te maken met het beeld dat mensen zich vormen van meisjes die topless dansen?

Inge: ‘Er zijn altijd mensen die een verkeerd beeld hebben van de Moulin Rouge en wat daar gebeurt. Ik begrijp dat ook, er is een voorgeschiedenis. Ooit was dit een taboedoorbrekende show, een huis van schandalen en controverse. Er was een tijd dat danseressen met klanten meegingen. Maar dat gebeurt nu niet meer, anders zou ik hier ook niet werken. Mensen hebben vooroordelen tegenover topless dansen, of vinden het vrouwonvriendelijk. Maar we doen dat helemaal niet voor de lieve lust van mannelijke kijkers, maar omdat we dat zelf zo fijn vinden. In de eerste plaats die prachtige, unieke uniformen, die pluimen, die versieringen, die parels, dat doet onze ogen blinken, we voelen ons dan mooi, op en top vrouw. En onze borsten en silhouetten maken daar deel van uit, het heeft niets met vulgair te maken. Daarvoor moet je bij de buren van La Diva zijn, een stripclub met een heel andere sfeer en dito publiek. Maar een beetje risico hoort er zeker bij en wat zou de wereld zijn zonder dat?


Verdien je navenant de tijd die je investeert in je job of passie?

Inge: ‘Ja. Ik verdien hier goed. Zie het als topsport, je bent constant bezig met de zaak, alles is werk, zelfs dit interview en daar moet ook wat tegenover staan.’


Topsporters hebben ook een houdbaarheidsdatum…

Inge: ‘Helaas dat geldt ook voor ons. De maximumleeftijd om hier podiumartiest te zijn, is achtendertig. Dan moet je met pensioen. Tenminste als je tot die tijd nog presentabel bent in de outfits en je het fysiek nog aan kan, wat geen evidentie is. Je loopt stevig wat slijtage op. Er is trouwens elke avond een dokter in de zaal en die moet regelmatig uitrukken hoor. Ik heb zelf ooit een stressfractuur opgelopen en heb toen drie maanden verstek moeten laten gaan, mijn slechtste ervaring hier.’


En als het doek dan toch valt, wat daarna?

Inge: ‘Ik heb er al vaak over nagedacht. Ooit droomde ik ook van optredens op cruiseschepen, misschien kan dat dan nog wel? Of weer danslessen geven met al mijn verworven ervaring. Of helemaal iets anders, het zou ook kunnen… Maar ik heb nog even te gaan, gelukkig maar want ik voel me hier echt op mijn plaats en thuis.’

Tot daar onze ontmoeting met Inge backstage en op het podium van de legendarische Moulin Rouge. Tot slot nog een grappige anekdote. Pré Covid kwam je in de gangen van de backstage niet louter dansers tegen, maar ook pony’s. Zij werden elke avond van de boerderij per aangepast transport aan de artiesteningang afgezet, ze vonden zelf hun weg door de gangen en langs de trappen naar hun stallen. Daar werden ze in hun uniformen gehesen en klaargemaakt voor hun act. Tijdens de pandemie waarbij ook de Moulin Rouge de deuren moest sluiten, verbleven ze op de boerderij buiten Parijs en toen het weer mocht hadden ze er geen zin meer in en waren hun act verleerd. Ze amuseren zich nu in de wei, en misschien is dat wel best zo.