Tekst: Rudolf Hecke
‘Gainsbourg was een gever die tegelijk niets is vergeven.’ is steevast de openingszin van mijn lezingen over het fenomeen. De geniale woordkunstenaar, componist, die op zijn eentje het Franse chanson uit de geitenwollen sokken lichtte en het tot in Azië en Amerika naar de hoogste sporten van de hitladders katapulteerde. Een duivel-doet-al, workaholic, hedonist, idealist, aquoiboniste, nachtbraker, trieste grappenmaker, provocateur, acteur, regisseur, verleider, minnaar en grootste vijand van zichzelf. De timide man die zichzelf ontdubbelde en zijn vuilbekkend alter-ego Gainsbarre live op tv Whitney Houston wou laten neuken. De vader die in zijn testamentlied ‘Hey man amen’ zoon Lulu vraagt om netels op zijn graf te plaatsen. Geen bloemen, plaats een afschrikmiddel op mijn zerk. Staag in tegenspraak met zichzelf en immer zijn woord getrouw. Een combinatie die brandstof zuipt, maar die bezat hij in overvloed, steeds op zoek naar de vlam uit een aansteker, bij voorkeur een Zippo, om te knallen.
Dertig jaar geleden werd zijn lichaam gevonden aan de rand van de matras die nagenoeg heel zijn slaapkamer in beslag neemt in zijn zelfverklaarde hôtel particulier, rue de Verneuil 5bis, Parijs. Zijn vuisten geopend, wat er op wees dat hij de dood had verwelkomd. Voldoende gegeven, het was volbracht. De hartpil die hij ‘vergat’ te nemen ostentatief op een dienblad in de keuken naast een fles exquise wijn. Een verwijzing naar zijn mentor Boris Vian, beiden leefden om ter hardst en om ter hartst.
Gainsbourg was een gul mens, dankbaar dat Frankrijk hem als zoon van Russische bootvluchtelingen onderdak bood, bereid om te retourneren. Wie bij hem aanklopte met een verzoek zag dit ingewilligd, een hoogopgelopen tandartsrekening, een nieuwe fiets, een warme maaltijd… in zijn onafscheidelijke Vuitton case zat een rolletje Pascals, bankbiljetten van 500FF die hij uitdeelde aan wie er behoeftig uitzag of gewoon aan wie hem een vriendelijk woord toeschoof. Naarmate hij ouder wordt en de aftakeling toeslaat, zal het ook een manier zijn om genegenheid te kopen. Hij werd inmiddels desgelijks gehaat in Frankrijk.

Je bent voor of tegen Gainsbourg. Daar heeft zijn dood niets aan veranderd. Toen ik ten tijde van de terroristische aanslagen in Parijs verbleef voor de research van mijn tweede Gainsbourg-biografie begaf ik me naar het politiecommissariaat waar hij talloze keren de onaangekondigde gast was die Champagne meebracht in ruil voor het dragen van een kepie, het opspelden van een badge en een rondrit in een politiewagen mét blèrende sirene! Het was omgevormd tot een versterkte burcht: zandzakjes, bewakers met helm, kogelvrije vest en geweer in de aanslag. Ze volgden argwanend mijn bewegingen, ik stapte op hen toe, stak mijn Gainsbourg-boek op, wees ernaar en riep uit ‘Je suis le biographe Flamand de Serge Gainsbourg’. Geweren werden neergezet, helmen verwijderd, sigaretten en aansteker opgediept, lachende gezichten van jonge kerels die me toevertrouwden: ‘Dan moet je bij de oude krokodillen zijn, zij weten er alles over, maar het is zondag, vandaag werken die niet’.
Gainsbourg opent nog steeds deuren, en weet ze evengoed te sluiten. Het gebeurt dat ik bij de gevel van zijn huis sta -daar sta je nooit alleen- en er Parijzenaars stoppen, raampjes neerlaten en verwensingen spuien. ‘Die stinkerd, we zijn er van af, scheer jullie weg, bande de cons!’.
…
